LF weekendtocht: Eems-Dollard
Categorieën
Een paar dagen fietsend genieten van Werelderfgoed Waddenzee, rijke cultuurhistorie en de Graanrepubliek
Een weekendtocht langs de unieke zeearm van de Waddenzee, de Eems-Dollard. 113 kilometer fietsen in twee of drie dagen, slapen en eten op mooie en kleinschalige locaties in de provincie Groningen. Onderweg genieten van de ruimte, het landschap en de bijzondere cultuurhistorie die Groningen te bieden heeft!
Leestijd: ongeveer 10 minuten
Pareltjes op het Groninger land
Deze weekendtocht op de fiets is een perfect ‘instapmodel’ voor mensen die overwegen op fietsvakantie te gaan, of gewoon een heerlijk actief weekendje weg willen! Een weekendje fietsen door Groningen, slapen en eten waar je zelf wilt, en na twee of drie dagen en een ervaring rijker terugkomen. Je kan de route op iedere plek langs het tracé starten. Bij de dorpen zijn overal geschikte parkeerplekken te vinden voor de auto. Voor reizigers met de trein zijn Appingedam en Delfzijl prima startlocaties. Voor het vinden van een unieke slaapplaats verwijzen we je naar onze pagina rondom overnachten in het waddengebied, de website van Visit Groningen óf de regionale websites www.eemsdelta.groningen.nl en www.oldambt.groningen.nl. Fietsen kunnen o.a. worden gehuurd in Appingedam, Delfzijl en Winschoten.
De route schakelt de pareltjes op het Groninger land aan elkaar. Enkele voorbeelden: de hangende keukens van Appingedam, de elfde -eeuwse kerk van Holwierde, het splinternieuwe stadsstrand van Delfzijl, vissersdorp Termunterzijl, Dollard estuarium, de wereldberoemde ´Kiekkaaste´ bij Nieuwe Statenzijl, kuuroord Bad Nieuweschans, het Oldambtmeer en de langste fietsbrug van Europa bij Winschoten! Voor degene die wat dieper in de landschapsgeschiedenis van de Eems-Dollard wil duiken, geven we hieronder achtergrondinformatie over het landschap en de ontstaansgeschiedenis hierover.
Bekijk hier de route!Een lesje Groninger landschapsgeschiedenis
Landschappelijk gezien voert deze route door twee deelgebieden van de provincie Groningen. Het bovenste deel van de route gaat door het Fivelingo, een oud zeekleigebied. De kern van dit gebied bestaat uit een authentiek wierdenlandschap met kronkelende wegen en waterlopen (maren). Het zuidelijke deel van de route voert door het Oldambt. Dit is een jong zeekleigebied dat zich kenmerkt door grootschalige akkerbouw en statige boerderijen. Het gebied wordt ook wel ‘De Graanrepubliek’ genoemd. Tijdens de route zal duidelijk worden waarom.
Het hedendaagse landschap is het resultaat van een eeuwenlange wisselwerken tussen mens, aarde en natuur. De basis voor het natuurlijke landschap is gevormd tijdens de drie laatste ijstijden (resp. Elsterien, Saalien en Weichselien) en het Holoceen (geologische periode waarin wij nu leven). Elke periode heeft duidelijke sporen achtergelaten. Zo is in Oost-Groningen tijdens het Elsterien Potklei afgezet. De Potklei, die plaatselijk bij Winschoten, Scheemda en Finsterwolde aan de oppervlakte komt, is in historische tijd zeer veel gebruikt voor het maken van aardewerk en bouwmaterialen.
Kloostermoppen
Een voorbeeld hiervan zijn de bekende kloostermoppen of kloosterstainen. Dit zijn speciale bakstenen die vooral werden gebruikt bij kloosters, kerken en kastelen. De stuwende werking van het ijs tijdens het Saalien heeft gezorgd voor stuwwalvorming. De stuwwallen zijn onder andere bij Winschoten (schiereiland van Winschoten) en Wagenborgen als lichte verhogingen in het landschap waar te nemen. De zwerfkeien die bij het ploegen bovenkomen – die nu vaak terug te vinden zijn in siertuinen of witgeschilderd langs oprijlanen – zijn in deze ijstijd met het ijs meegenomen vanuit Scandinavië. Gedurende het Weichselien bereikte het landijs Nederland niet, maar is er door toedoen van de wind zand als een deken over grote delen van Nederland afgezet. Dit wordt dekzand genoemd. Het dekzand is tijdens het Holoceen veelal bedekt met veen en later zeeklei, doordat Oost-Groningen vanaf ongeveer 6000 voor Christus onder invloed van zee kwam te staan. Herhaaldelijke overstromingen door zee hebben namelijk een dik kleidek afgezet.
Door herhaaldelijke overstromingen door zee, ontstonden er in het Fivelingo (het gebied rondom Appingedam en Delfzijl) meerdere kwelderwallen achter elkaar. Toen de kwelderwallen zó hoog waren opgeslibd dat deze bij vloed zeer zelden overstroomden, kon daar met succes een nederzetting worden aangelegd. In een nog volledig onbedijkte kwelder werden lage podia van kwelderzoden, mest en afval opgeworpen. Dit worden huiswierden genoemd. Deze podia groeiden zowel in hoogte als in omvang, waardoor er (dorps)wierden ontstonden. Deze ontwikkeling vond in het hele noordelijke zeekleigebied plaats. In Friesland worden dergelijke woonheuvels terpen genoemd en in Noord-Duitsland wurten. De oudste wierden in dit gebied dateren uit de vierde eeuw voor Chr. Sommige nederzettingen werden weer verlaten toen de zeespiegel steeg, andere werden stapsgewijs verder verhoogd, dikwijls tot drie à vier meter boven het maaiveld. Grofweg zijn er twee hoofdtypen wierdedorpen te onderscheiden, te weten radiale – en rechthoekige wierden.
Opvallend aan dit gebied is dat er veelal radiale wierden liggen. Radiale wierden zijn min of meer rond van vorm. De boerderijen liggen met de voorkant naar een centrale middenruimte en met de achterzijde naar het buitengebied. De middenruimte bevatte aanvankelijk een opvangbekken voor zoet (regen)water (feith of dobbe), of een waterput. Later (vanaf de achtste eeuw) werd op deze plek vaak een kerk gebouwd. Aan de achterzijde van de boerderijen liep vaak een cirkelvormige rondweg (ossengang) waarlangs het vee naar de stallen en buitengebied liep. De route voert o.a. langs de wierdedorpen Jukwerd, Nijenklooster, Krewerd en Holwierde. Ook het omliggende land, de percelen en de kronkelende maren laten deze ronde structuren goed zien. De oude zeeklei tussen de wierdedorpen in, is zeer vruchtbaar en geschikt voor het verbouwen van aardappelen en groenten.
Oldambt
In het Oldambt trok de prehistorische mens al aan het einde van de laatste ijstijd door dit gebied heen. Tot permanente bewoning heeft dit echter niet geleidt. Pas in de loop van de Middeleeuwen begon men zich permanent te vestigen en hebben ze duidelijke sporen achter gelaten die vandaag de dag nog zichtbaar zijn. Men begon het veen te ontginnen. Eerst vanaf de oeverwallen langs de Eems, daarna vanaf de oevers van veenriviertjes. Hierdoor ontstond de typerende strokenverkaveling die vandaag de dag nog goed zichtbaar is. Naarmate het veenoppervlak door ontwatering en bodembewerking daalde, verplaatsten de bewoners hun akkers en woonplaatsen naar de hogere gronden die nog niet zolang in cultuur waren gebracht. Hierdoor ontstonden vaak meerdere bewoningslinten achter elkaar, onder andere bij Wagenborgen nog goed zichtbaar.
25 verdronken kerkdorpen
In eerste instantie brachten de veenontginningen grote welvaart. Er verrezen tientallen kerken en vermoedelijk meer dan honderd steenhuizen (vroege vorm van een borg of burcht). Echter, door de ontginningen en veenoxidatie trad er vanaf ongeveer de veertiende eeuw bodemdaling op. Ten gevolge van meerdere overstromingen en stormvloeden, ontstond aan het begin van de vijftiende eeuw de Dollard. In de jaren 1507 tot 1509 was de Dollard op zijn grootst, waarbij de zee tot aan Zuidbroek, Meeden en Westerlee kwam. In totaal heeft de Dollard ruim 25 kerkdorpen verdronken.
In de loop van de zestiende eeuw begon men dit verdronken land terug te winnen. Eerst werden de oudere kwelders of getij-afzettingsvlakten bedijkt. Door inklinking van het onderliggende veenpakket bleven sommige kenmerken van het verdronken veenlandschap zichtbaar in de vorm van lichte hoogteverschillen. Zo ligt het dorp Nieuwolda bijvoorbeeld op een inversierug en ligt dus iets hoger in het landschap. Vanaf het einde van de zestiende eeuw begon men stapsgewijs ook met het bedijken en ontginnen van de nieuwe kwelders. De bedijkingen, in combinatie met de bodemdaling, hinderde de natuurlijke afwatering. Om die reden werden in de loop van de tijd afwateringskanalen gegraven die het water in de Eems en Dollard loosden. Het Termunterzijldiep (1601) is hier een voorbeeld van. Termunterzijl (1601) is het schoolvoorbeeld van een zijlhavendorp met bebouwing rond een sluis.
Sterke militaire functie
Los van het strijd tegen het water, maar wel zeer kenmerkend voor het gebied zijn de schansen. Vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw krijgt het gebied een sterke militaire functie. Vanwege de strategische ligging langs de weinige toegangswegen naar de stad Groningen werden in het gebied veel schansen gebouwd, waaronder het nog goed zichtbare Oudeschans en Bad Nieuweschans.
Vanaf ca. 1800 breidde het areaal akkerland zich enorm uit. De hoge prijzen voor landbouwproducten bracht de (heren)boeren welvaart en de kleine veeboerderijen maakten plaats voor grote akkerbouwbedrijven, die zich toelegden op de teelt van zomergranen, veldbonen, koolzaad en rode klaver. Met recht ging het gebied zich typeren als graanschuur van de provincie (‘De Graanrepubliek’). In de landbouw waren aanvankelijk veel arbeidskrachten nodig.
Hét kenmerk van het landschap
De bevolking groeide, bestaande dorpen werden uitgebreid en er ontstonden nieuwe woonbuurten. Ook ontstond er in het gebied een eigen boerderijtype; de Oldambtster-boerderij. De rijke Oldambtster boerderijen liggen met hun (slinger)tuinen in Engelse landschapsstijl als ware juwelen in het weidse Groninger landschap. Tijdens de route kom je deze grote boerderijen geregeld tegen. De royale herenboerderijen stonden in groot contrast met de kleine arbeiderswoningen. De leefomstandigheden van landarbeiders bleven sterk achter bij de welvaart van de herenboeren. Ook dit is tijdens de route op sommige plekken nog goed zichtbaar.
Na de Tweede Wereldoorlog hebben mechanisatie en schaalvergroting gezorgd voor wezenlijke veranderingen in het landschap, maar nog altijd is de graanproductie hét kenmerk van dit landschap; een landschap dat is gevormd in strijd tegen – en in samenwerking met – het water!