De Wadden zijn donker. Heel donker. En dat is bijzonder, want het is bijna nergens meer écht donker in Nederland. Dat komt omdat er overal verlichting is: op straat, in winkels, in kantoorgebouwen en in broeikassen. Doordat al dat licht weerkaatst in onze atmosfeer lijkt de sterrenhemel zelf ook een beetje licht te geven. Dat heet lichtvervuiling en daardoor kun je vanuit de stad meestal maar weinig sterren zien. Koen van den Driesche, landschapshistoricus en oprichter van Waddensky, vertelt je meer over de bijzondere band tussen het donker en de cultuurgeschiedenis van het Waddengebied.
Op de Wadden is minder verlichting, en geen grote steden. Daarom kun je hier de sterrenhemel nog een beetje beleven zoals mensen vroeger de sterrenhemel zagen, voordat lichtvervuiling bestond. Duizenden sterren fonkelen je tegemoet. Je kunt je bij het zien van al die sterren vast voorstellen dat de sterrenhemel en de verschijnselen die er te zien waren vroeger een belangrijke rol speelden in het leven van mensen. Bij het bepalen van de seizoenen, bij de navigatie, in de verhalen die men elkaar vertelde en zelfs bij het voorspellen van de toekomst. Want tegenwoordig vinden we de sterrenhemel mooi, vroeger was de kennis van de sterren van levensbelang!
De bekendste sterrenbeelden ken je misschien al. De Grote Beer, ook wel 'het steelpannetje' genoemd, is misschien wel de bekendste. Maar misschien heb je ook wel eens van Orion de jager gehoord, of Cassiopeia de koningin. Sterrenbeelden zijn verbonden met de volksverhalen van de mensen die naar de sterren keken. Men herkende in patronen van de sterren aan de sterrenhemel mythologische figuren, waarover ze elkaar verhalen vertelden. En dat werkte zo goed, dat we die namen tegenwoordig nog steeds gebruiken. Ook al kennen we niet alle verhalen meer.
Als we willen weten welke maand het is, of in welk seizoen we zitten, kijken we op de kalender. Maar vroeger, voordat er kalenders waren, moesten mensen de seizoenen aflezen door naar de hemel te kijken. De zon was hierbij een belangrijk hulpmiddel.
De zon staat in de zomer hoog en lang aan de hemel. Daarom is het in de zomer vaak lekker warm. In de winter blijft de zon laag boven de horizon en komt bovendien later op en gaat eerder onder. Daarom is het in de winter kouder en donkerder.
De momenten dat de dagen weer langer of juist korter werden, waren daarom heel belangrijk: na de maanden van duisternis gloorde er weer licht. Of men kon zich voorbereiden op een nieuwe periode van korte, koude dagen. Er zijn zelfs monumenten gebouwd om deze bijzondere momenten te markeren. Denk aan Stonehenge in Engeland, of Newgrange in Ierland. De momenten waarop dagen weer langer of korter werden worden solstitium of zonnewende genoemd. Met midwinter- en midzomerfeesten werd uitgebreid stilgestaan bij deze gebeurtenissen. In het Waddengebied zijn geen monumenten om de zonnewendes te markeren bewaard gebleven, maar we weten zeker dat ze belangrijk zijn geweest voor de waddenbewoners. Door te kijken naar de beweging van de zon wist je namelijk wanneer je het vee kon laten grazen op de kwelder, wanneer je kon zaaien of oogsten, of wanneer het beter was je met het vee terug te trekken op de terpen omdat het stormseizoen eraan kwam.
“ Een komeet werd meestal gezien als voorspeller van iets slechts ”
Koen van den Driesche
Je kunt je voorstellen dat mensen vroeger, net als nu, wilden weten wat er in de toekomst zou gaan gebeuren. Hiervoor probeerden ze tekens te zien aan de sterrenhemel die iets voorspelden over wat er ging gebeuren. Soms verscheen er bijvoorbeeld er een komeet: een prachtige "staartster" die natuurlijk geen echte ster is, maar dat wisten ze toen nog niet. Een komeet werd meestal gezien als voorspeller van iets slechts. In kronieken van kloosters en abdijen werden de verschijningen van kometen nauwkeurig bijgehouden, meestal gekoppeld aan een bijzondere gebeurtenis. Zoals de dood van een koning, of het mislukken van de oogst.
Mensen die vroeger regelmatig naar de sterrenhemel keken hadden al snel in de gaten dat er van alles verandert. Sommige heldere lichtpuntjes leken elke dag een stukje te verschuiven aan de sterrenhemel. De Grieken noemden deze lichtjes planetes, dat betekent "zwervers". Ons woord planeet komt daarvandaan. Dat mensen dachten dat de beweging van de planeten betekenis had blijkt wel uit het feit dat de de planeten namen dragen van goden: Jupiter, Saturnus, Venus. Dat zijn allemaal Romeinse goden en godinnen.
Al in de 16e eeuw ontdekte de Poolse astronoom Copernicus dat de planeten geen goden waren, maar net als de aarde om de zon draaien en daarom aan de sterrenhemel steeds een stukje opschuiven. Maar nog lang niet iedereen was overtuigd. Nog in 1774, toen er vier planeten vlakbij elkaar stonden aan de hemel, dachten mensen dat dit verschijnsel een voorspelling was voor iets ergs, misschien wel dat de wereld zou vergaan! Het bracht Eise Eisinga, een waddenbewoner uit Franeker, op het idee een model te maken van het zonnestelsel. Zo kon iedereen zien hoe het écht zat met de planeten en dat ze soms dicht bij elkaar lijken te staan vanaf de aarde, omdat de planeten om de zon draaien en daarom steeds op een andere plek staan. In 1781 was het klaar: een prachtig planetarium aan het plafond van zijn woonkamer in Franeker. Eises model was heel nauwkeurig. Waar de planeten in zijn huis in het model stonden, stonden ze ook aan de hemel. Iedereen welkom was om het te komen bekijken. En dat gebeurde! Zelfs de koning van Zweden en onze eigen koning Willem I kwamen een bezoek brengen.
Vroeger werd de sterrenhemel ook gebruikt om op te navigeren. Je weg vinden op land is best makkelijk, maar hoe doe je dat als je midden op zee zit, en om je heen alleen water is? Al door de Egyptenaren was bedacht dat het handig zou zijn een vuur te stoken aan de kust, zodat je ook ver op zee kon zien waar je zat. Zo ontstonden vuurtorens. En die gebruiken we nog steeds, tegenwoordig zonder vuur maar met een felle lamp: op heldere avonden kun je soms vanaf de waddendijk de lichten van alle waddenvuurtorens tegelijk zien. Maar wat als je zover op zee zit dat je zelfs de vuurtorens niet meer kunt zien?
Voor het navigeren op zee maken we kennis met een waddenbewoner: de Terschellinger zeevaarder Willem Barentsz. Hij was op weg gestuurd om een noordelijke doorvaart te zoeken naar het Verre Oosten. Als je namelijk naar China of Japan wilde varen in die tijd, moest je helemaal omvaren via Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika. Zeevaarders waren in de tijd van Willem Barentsz erg benieuwd of je misschien ten noorden van Rusland zou kunnen varen, dat zou de reis een stuk korter - en dus goedkoper - maken.
Willem Barentsz vertrok in 1596. Zijn reis was een barre tocht: zijn expeditie moest kou en ijs weerstaan en steeds ijsberen van zich afhouden. Maar er waren ook beren die Willem juist graag zag: de sterrenbeelden Grote en Kleine Beer. Want hij wist dat je met deze sterrenbeelden kon navigeren op zee.
Door Reynier Peletier, hoogleraar Sterrenkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen
Door student Ecologie & Evolutie Vera Thijssen
Door Anneloes Opperhuizen, onderzoeker en projectmanager van het BioClock Consortium