Wyns
Op een kleine terp, tussen de bomen, staat de Vituskerk van Wyns. De oranjerode pannen en de rode kloostermoppen maken het een kleurrijk bouwwerk. Die rode moppen zijn trouwens opmerkelijk, want in de bouwperiode (rond 1200) werden vooral geel gemêleerde...
Op een kleine terp, tussen de bomen, staat de Vituskerk van Wyns. De oranjerode pannen en de rode kloostermoppen maken het een kleurrijk bouwwerk. Die rode moppen zijn trouwens opmerkelijk, want in de bouwperiode (rond 1200) werden vooral geel gemêleerde moppen toegepast. De grote rondboogvensters in de gevels zijn pas eind achttiende eeuw aangebracht. De toren kwam iets later dan het kerkgebouw tot stand. Beneden is de toren deels beklampt; boven is hij met zadeldak vernieuwd.
De kerkruimte wordt gedekt door een houten tongewelf uit de zestiende eeuw. Vermoedelijk de vervanger van een stenen overwelving; de verdikte muren in het koor zouden daarvan sporen zijn. Een eeuw later zijn waarschijnlijk de zwart-gouden preekstoel en het doophek aangebracht. Mooi is ook het bijpassende orgel uit 1899, gebouwd door Bakker & Timmenga uit Leeuwarden.
Extra informatie:
De Vituskerk staat in het midden van het kleine terpdorp Wyns op een door bomen omringd kerkhof. Het schip en het koor zijn omstreeks 1200 van rode kloostermoppen gebouwd, opmerkelijk omdat in deze periode voor de kerkbouw veelal geel gemêleerde steen werd toegepast. Met de oranjerode pannen op het dak is het een kleurig bouwwerk. De 18de-eeuwse rondbogige ingang staat aan de zuidzijde, achter de toren. Het schip wordt gevolgd door een iets versmald en hoger koor, waardoor alles onder één dak past. De vijfzijdige koorsluiting is opnieuw iets smaller. De hoeken van deze sluiting worden begeleid door bakstenen schalken en in drie van de zijden zitten sporen van kleine romaanse rondboogvensters. In het muurwerk van schip en koor zijn aan het einde van de 18de eeuw grote rondboogvensters in dagkanten van kleine bruine steen aangebracht, aan de zuidzijde drie, aan de noordzijde twee. In de noordmuur staat een dichtgemetselde ingang. Deze is segmentvormig gedekt binnen een korfbogige, geprofileerde nis en staat weer wat scheef onder een grote rondboog. De toren van twee, slechts gering verjongende geledingen kwam kort na de bouw van de kerk tot stand. Aan de bovenzijde is hij met zijn zadeldak vernieuwd en beneden is het muurwerk deels beklampt. Beneden zit in de westgevel een klein, diep spitsboogvenster en helemaal boven zitten de rondbogige galmgaten.
De kerkruimte wordt gedekt door een houten tongewelf uit het tweede kwart van de 16de eeuw met korbeelstellen met gesneden sleutelstukken en muurstijlen. In het inwendig rondgesloten koor rusten deze muurstijlen op verdikt muurwerk, zeer waarschijnlijk een spoor van een steunmuur van een stenen overwelving. Omstreeks 1630 zullen de preekstoel met klankbord en het doophek met balusters zijn vervaardigd. De preekstoel met gecanneleerde hoekzuilen en getoogde panelen is zwart geschilderd en voorzien van gouden biezen en andere versierselen. Het orgel is in 1899 gemaakt door Bakker & Timmenga uit Leeuwarden. In de voorkerk is een vitrine opgesteld met archeologische en bouwvondsten.
Laatromaans
Ca. 1200, toren 13de eeuw
Protestants
Preekstoel, doophek, orgel