De stranden van de Waddeneilanden zijn dagelijks een verzamelplek van alles dat meedrijft op de golven van eb en vloed. Touwen, netten, boeien, flessen… Het zijn de typische materialen die jutters tegenkomen wanneer ze het strand afspeuren, op zoek naar aangespoeld moois. Jutten, zo noemen we dat ‘zoeken naar waardevolle spullen in de vloedlijn van de zee’. Een mooie najaarsactiviteit, want hoe meer storm er is, hoe meer spul er aanspoelt.
Tussen al die touwen, netten, boeien of flessen, ligt vaak genoeg iets van waarde. Sommige mensen kunnen zelfs in het lelijkste schroot wat moois zien. Vincent Kooiman (35) is zo iemand. Al zou je het niet verwachten. “Ik ben eigenlijk zeevaarder. Een technisch iemand, op zee onderweg voor Rijkswaterstaat om de boeien te controleren en repareren. Maar daar ben ik nu mee gestopt, dankzij het jutten.”
Kooiman was als kind al een fervent jutter. “Ik was toen al gek op van die oude wijnflessen die aanspoelen, met zeepokken erop. Het mooiste in mijn eigen verzameling is een bronzen ‘garper’. Dat is een kookpot die aan een ketting boven vuur werd gehangen. Als je zoiets op het strand vindt, dan zie je voor je hoe iemand dat honderden jaren meenam aan boord. En dan denk ik ook wel eens van verdorie, met diegene is waarschijnlijk echt wat ergs gebeurd. Anders had ik die ketel nu niet.”
Maar tegenwoordig heeft de 35-jarige eilander een heel andere manier van omgaan met het aangespoelde spul. “Ik zag dat mensen mooie spullen wel meenemen, terwijl alles wat kapot is blijft liggen. Zoals de viskratten, die we veel zien. Als ze stuk zijn, neemt niemand ze mee. Mijn buurman Ivo en ik zagen er eigenlijk wel wat in om juist daar wat mee te doen.”
Heel wat onderzoek, experimenteren en “omprutsen” later, stond daar een machine die dat aangespoelde kapotte plastic kon omsmelten tot nieuw, bruikbaar plastic. “We maken nu met een hele groep vrijwilligers nieuwe dingen van dat oude spul. Onderzetters, kapstokhaakjes, karabijnhaken, kastknoppen… Iedere vrijdagmiddag is de werkplaats open voor iedereen die wil komen kijken. Daarom kon ik ook stoppen met mijn werk op zee, om de Jutfabriek op Terschelling verder te ontwikkelen.”
Al die drukte betekent gelukkig niet dat er niet meer gejut wordt. “Je blijft als jutter anders kijken naar het strand, ook als je er maar even bent. Een toerist ziet vaak niet eens wat voor moois er ligt. Gelukkig maar, want het állermooiste dat je op Terschelling kunt vinden, is een smeltkroes. Dat is een zandstenen beker waar edelmetaal in werd gesmolten. In de winter spoelen die mondjesmaat aan. Ze komen van een schip dat 300 jaar geleden onderweg was van Duitsland naar België. Dat schip is vergaan met een ruim vol van die dingen. En zo nu en dan ligt er een van op het strand.”