Het Licht van Zeerijp
Categorieën
Misschien heb je het zelf al gezien en vroeg je je af wat het was. Het Riepster licht, oftewel het Licht van Zeerijp. Soms brandt het fel, soms moet je twee keer kijken om het te ontwaren.
Leestijd: ongeveer 5 minuten
Trouw aan de goden
Of het waar is, weten we niet. Maar het verhaal wil dat twaalf mannen uit Zeerijp op een dag van Karel de Grote de opdracht kregen de oude, heilige wetten - die alleen van overlevering bekend waren - op schrift te stellen. Juist het op papier zetten van deze regels was echter tegen die regels. Bovendien dwong de nieuwe heerser hen ook nog eens er het nieuwe christelijke geloof aan toe te voegen.
De twaalf mannen waren Wimoedes, wetsgeleerden van het Friese heilige recht en kenners van het Oud-Fries. De Wimoedes zaten elke avond bijeen en bespraken hun opdracht; soms getoornd, soms bedroefd. Maar aan de hun opgelegde taak begonnen ze niet. Ze weigerden de wetten vast te leggen en al helemaal in het Latijn en met de toevoeging van Christus.
Karels geduld raakte op, maar de Wimoedes bleven bij hun standpunt.
‘We doen het niet,’ berichtten zij Karel de Grote. ‘Het moet!’, berichtte de koning terug.‘We kunnen het niet,’ lieten de Wimoedes weten. ‘We kunnen het niet en we mogen het niet. Het doet ons leed, maar we voeren uw opdracht niet uit.’
‘Dat zullen we nog wel eens zien,’ schreef de koning terug. ‘Ik geef u zeven dagen bedenktijd en als u dan nog niet aan het werk bent, bent u de dood schuldig. U mag kiezen: ik laat u onthoofden, ik laat u levend begraven of ik geef u ten prooi aan de woeste zee in een schip zonder roer, zeilen, riemen en anker.
De Wimoedes bleven weigeren en voor de keuze van hun dood gesteld, kozen ze voor de dood op zee. Zij werden in een klein bootje geplaatst, zonder zeilen, riemen, zonder roer en zonder anker. Met eb dreven ze de zee op. Al snel was het land uit zicht verdwenen en zagen ze niets meer dan water.
Een angstige nacht en een veilige haven
De eerste uren ging dit goed, maar toen zette de wind op. In korte tijd zwol hij aan tot een woeste storm die de golven hoog opjoeg. De Wimoedes zaten al snel tot aan hun enkels in het water. Hun bootje werd een speelbal in het wrede spel van storm en golven. De mannen baden tot hun goden. Maar die verhoorden hun oproep niet. De nacht viel en rolde een duisternis vol angst over hen uit.
‘Broeders,’ zei een van de Wimoedes,’u ziet dat onze goden ons niet verhoren. Wij zijn hun trouw gebleven, maar zij ons niet. Misschien is hun macht niet groot genoeg. Laat ons beproeven of die Christus ons wel hoort. Als we ootmoedig bidden, helpt hij ons misschien.’ Ze knielden alle twaalf op de natte bodem van de boot en zonden hun geboden naar de hemel.
De nacht was donker, ze konden elkaar haast niet zien. De storm vulde de duistere ruimte om hen heen. Hij tilde hun bootje op met elke golf om het daarna weer in de diepte te smijten. Vergingen ze?
Weer nam een golf hen op en slingerde hun bootje weg. Maar dit keer niet in de diepte. De mannen openden hun ogen wijd. Hun adem stokte en de vreugde sloeg door het hart. Achterin de boot zat een lichtende gestalte, zijn hand op een kromhout, waarmee hij het bootje stuurde. Dat voer nu als door vaste wil gedreven door de golven. Zonder zeilen, zonder riemen, zonder anker, maar niet meer zonder roer. De Wimoedes prezen de heer. De man stuurde het bootje in een rechte lijn de haven van Zeerijp weer in.
Eenmaal veilig aan de wal, zagen de Wimoedes dat de dertiende man het kromhout op de grond gooide, het begon onmiddellijk te branden. Het wierp een helderder licht op het haventje dan iemand ooit had gezien. De mannen staarden er vol verwondering naar. Toen zij opkeken en de dertiende man zochten, was deze verdwenen. Zij vielen nogmaals op hun knieën om de heer te prijzen. Daarna zetten zij zich snel aan de opdracht van Karel de Grote, die zij tot een goed einde brachten. Sindsdien ontvlamde elke nacht het kromhout aan de haven als een baken voor schepen.
Duivels licht
Het licht bleef eeuwen lang elke nacht schijnen. Tot de haven van Zeerijp verzandde en er een eind verderop een dijk werd aangelegd. Het vuur verdween, evenals het kromhout. Het zou de schepen maar op een dwaalspoor hebben gebracht.
Maar zodra het licht was verdwenen, werd zijn plaats ingenomen door een ander licht met een geelrode gloed. Dit werd door de duivel ontstoken. Als je er vlakbij kwam, zag je niets, maar schippers op zee misleidde het. Zij liepen dikwijls vast in het slib en vergingen jammerlijk.
Tot op de dag van vandaag wordt dit duivelse licht nog wel gezien in Zeerijp. Vraag maar eens rond. Er zijn altijd dorpelingen die je erover kunnen vertellen.
Bron: Nederlandse sagen, Cor Bruijn, 1946